Foto Fenna Jensma voor artikel in Trouw op 26 januari 2024 over Tiny Bolhuis, nummer 57.
De blauwe overall
Corrie van der Stel-Polderman was een van de 116 vrouwen die in het voorjaar van 1945
vanuit een gevangenis naar Kamp Westerbork werd overgeplaatst. Corrie was actief in
het verzet in Zwolle, maar was opgepakt en overgebracht naar het Huis van Bewaring in
Zwolle.
In een interview vertelde zij het volgende over haar aankomst in Westerbork:
“Wij werden toegesproken door de Oberaufseherin, die ons zei dat we vanaf dat moment
geen mensen meer waren, maar nummers. Dat was een heel afschuwelijk idee. Verder
moesten we naar een plaats aan het andere einde van de barak; daar moesten we alles
afgeven en wij kregen ook een overall. We mochten alleen, omdat het erg koud was, het
was begin april, een warme trui houden. Die had ik niet, dus ik kreeg van een andere
gevangene een heel dun truitje te leen. Verder hadden we dus alleen de overall aan en
klompen kregen wij ook nog.. Alle andere kleren werden op een hoop gegooid. Dat was
het dan.”
Corrie kreeg een overall met het nummer 89. Net als de andere 115 vrouwen werd Corrie
bij aankomst in Kamp Westerbork gedwongen om afstand te doen van haar eigen kleding
en moest zij een blauwe overall met rood schouderstuk en rugnummer dragen. De
rugnummers, gemaakt van rood parachutestof, werden door de vrouwen met de hand
bevestigd aan de overalls. De blauwe opvallende overalls staan inmiddels symbool voor
de vrouwen van de Vrouwenmars. Maar wat is de geschiedenis van deze overalls?
Voordat de vrouwen in het voorjaar van 1945 in Kamp Westerbork terecht kwamen,
werden de overalls gedragen door Joodse ‘strafgevallen’. Een strafgeval was een Jood die
in de ogen van de Duitse bezetter een daad van verzet had gepleegd. Meestal ging het
om onderduik of het niet dragen van een Jodenster. Deze gevangenen werden als
vluchtgevaarlijk beschouwd en moesten daardoor opvallende kleding dragen, zodat zij
eenvoudig konden worden herkend. Om de herkenbaarheid nog meer te vergroten
droegen zij ook een armband met daarop de letter ‘S’ gedrukt. Het rode schouderstuk
fungeerde als een duidelijk doelwit, zodat de soldaten gericht konden schieten wanneer
iemand probeerde te vluchten.
Deze zogenaamde strafgevallen verbleven veelal niet lang in Kamp Westerbork. Vaak
werden ze bij het eerstvolgende transport overgebracht naar vernietigingskampen in
Polen. Slechts enkelen slaagden erin om van hun ‘S’ af te komen en werden
overgeplaatst naar de woonbarakken van het ‘gewone’ kamp. In beide gevallen moesten
ze hun overall weer inleveren en kregen ze hun oorspronkelijke kleding terug. Dit proces
ging door tot het laatste transport Kamp Westerbork verliet op 3 september 1944.