De gedwongen vierdaagse

In april 1945 zat in Kamp Westerbork een groep van 116 vrouwelijke politieke gevangenen opgesloten. Zij waren gearresteerd vanwege (vermeende) verzetsactiviteiten. Dit is een bijzonder gegeven, aangezien Westerbork een kamp voor Joden was en niet voor verzetsstrijders. Een aantal van deze vrouwen was daadwerkelijk actief in het verzet, een ander deel was opgepakt als represaille, vaak vanwege de verzetsactiviteiten van een mannelijk gezinslid.

Met de bevrijding in zicht werd kamp Westerbork in april ontruimd. De 116 vrouwen werden in de nacht van 11 april op een mars gestuurd met een groot aantal bewakers. De vrouwen droegen blauwe overalls met rode cijfers op hun rug en witte banden om hun bovenarm. Van deze overalls zijn acht bewaard gebleven. Eén van de overalls is van Nel Crouwel geweest, zij heeft later een verslag van de mars geschreven.

Nel Crouwel
”We gaan op mars, doch voor hoe lang en hoe ver kon hij niet zeggen, daar kunnen dagen of zelfs wel weken mee gemoeid zijn. Om 7 uur moesten we appel staan. Hij had bevel van de S.D. ons mede te nemen en ons weer aan hen uit te leveren. De vreugde sloeg om in wanhoop, Zo dichtbij de bevrijding en nu dit!”

De vrouwen vertrokken op 11 april om 11 uur ’s avonds en liepen in de eerste nacht naar Peelo. Toen het licht werd, werden ze daar ondergebracht in een boerenschuur om te slapen. Om 6 uur ’s avonds, spertijd, werd de mars vervolgd. Onderweg werden een aantal paarden met wagens geconfisqueerd en werden boerderijknechten gedwongen mee te gaan als begeleider. Er waren ook oudere en zwangere vrouwen die het hele eind niet konden lopen. Zij mochten afwisselend op een wagen zitten. De 116 vrouwen liepen verder naar Groningen. De verwachting was dat ze naar Duitsland werden gevoerd, zo blijkt onder andere uit het verslag van mevrouw van der Stel – Polderman:

mevrouw van der Stel – Polderman
”Toen kwamen we door de wijken van Groningen en wij dachten: ‘Nou gaan we naar het Oosten.’ Dat gebeurde niet; wij gingen gelukkig naar het Westen.”

Na Groningen liepen de vrouwen door Grijpskerk en daarna richting Friesland. Na 4 dagen komt de mars daar op 14 april ten einde. Mevrouw Jordens de Marees, die met nummer 78 liep, beschreef in haar verslag Gedwongen Vierdaagsche de dag nadat de vrouwen gehoord hadden dat ze vrij waren. Ze verbleven toen nog in Grijpskerk, in afwachting van hun terugkeer naar huis.

mevrouw Jordens de Marees
”Den volgenden dag is het zondag, 15 april. Velen gaan naar de kerk, die het hebben ervaren: “De Heer zal voor u ieder aangezicht henen trekken en de God Israels zal uwe achterhoede wezen.”  Als zij na afloop van den dienst in de dorpsstraat lopen, die de plaats in de lengte doorsnijd, worden ze verrast door een motorrijder, die in grote vaart voorbij raast – het is de eerste Canadees! Ginds – ginds in de stad Groningen, wordt nog gevochten, maar Grijpskerk is berijd zonder schot of slag – Grijpskerk is vrij! De straten vulden zich met B.S. – ers met banden en oranje met vrouwen en kinderen in feesttooi. Meer Canadezen komen, tanks worden op een sportveld geplaatst, de vlaggen worden geheschen, kinderen met lentebloemen in het haar en vlaggetjes in de hand dansen en zingen! Het is het uur der bevrijding.”

Social Share Buttons and Icons powered by Ultimatelysocial