Drie nachten lopen: 11, 12 en 13 april 1945
Westerbork, woensdag 11 april 1945
In april 1945 zitten in Kamp Westerbork 116 vrouwen gevangen, variërend van 17 tot 72 jaar. Zij zijn gearresteerd vanwege hun (vermeende) verzetsactiviteiten of die van hun familieleden.
Bij aankomst in het kamp moeten ze hun eigen kleren inleveren en – eerder door joden gedragen- blauwe overalls aantrekken met een rood nummer op de rug. Daarnaast krijgen sommigen een witte band om de linkerarm, wat betekent: ten dode opgeschreven. De meeste vrouwen werken in de batterijsloperij.
Met het naderbij komen van de bevrijders, wordt het de Duitse bewakers te heet onder de voeten. Zij besluiten de 116 vrouwen als menselijk schild te gebruiken. Omdat ze niet willen opvallen, willen ze ’s nachts reizen en de 150 bewapende soldaten nemen de gevangenen mee. De vrouwen hebben geen idee waar ze heen gaan en vrezen voor hun leven.
Nel Crouwel
”We gaan op mars, doch voor hoe lang en hoe ver kon hij niet zeggen, daar kunnen dagen of zelfs wel weken mee gemoeid zijn. Om 7 uur moesten we appel staan. Hij had bevel van de S.D. ons mede te nemen en ons weer aan hen uit te leveren. De vreugde sloeg om in wanhoop, Zo dichtbij de bevrijding en nu dit!””
Overnachten bij een NSB’er
Ze lopen richting Assen waar ze ’s ochtends om zes uur in Peelo stoppen bij de boerderij van een NSB’er. Daar kunnen ze uitrusten, slapen en eten. De volgende dag vertrekken ze naar Groningen, waar het chaotisch is met oprukkende Canadezen en terugtrekkende Duitsers. Na een wandeling van veertien uur, vinden ze onderdak in boerderij ’t Hooihuis in het noorden van de stad Groningen.
Een deel van de bewakers wil de vrouwen het liefst vrijlaten om zelf te kunnen vechten of vluchten, maar dat wordt van hogerhand verboden. De Duitse commandant mag alleen een paar zieken laten gaan. Zij worden naar Aduard gebracht en opgevangen in de pastorie van dominee Lindeboom.
Mevrouw van der Stel – Polderman
”Toen kwamen we door de wijken van Groningen en wij dachten: ‘Nou gaan we naar het Oosten.’ Dat gebeurde niet; wij gingen gelukkig naar het Westen.””
Wat is waar?
De anderen slepen zich tegen de avond weer voort en gaan via Zuidhorn, Niezijl en Grijpskerk, richting Visvliet. ’s Ochtends vroeg komt de stoet aan bij de boerderij De Nie van de familie De Vries aan de Pieterzijlsterweg bij Visvliet. De boer vreest het ergste voor de vrouwen die in grote spanning verkeren. Allerlei berichten doen de ronde en niemand weet wat waar is. Is Groningen gevallen? Zijn er parachutisten geland in Friesland?
Badderen in de melkfabriek
In de namiddag rijdt een motoragent het erf op en bezorgt een bericht bij de commandant. Even later weten de vrouwen niet wat ze horen. De commandant: “Sie sind allen entlassen!” Iedereen is verbouwereerd en blij. De meeste vrouwen lopen gelijk terug naar Grijpskerk. Daar krijgen ze dagenlang opvang en eten op de boerderij van Gerrit en Maaike Cleveringa. Ze kunnen ‘in bad’ in de melkfabriek en krijgen schone kleren.
Bezoek prins Bernhard
Op woensdag 18 april worden de vrouwen verrast door een bezoek van Prins Bernhard. Ze komen zelfs met hem op de foto. De dag erna komt er een speciaal oranje gespoten bus de overgebleven vrouwen naar Zwolle brengen. Daar worden ze door de burgemeester en feestende inwoners juichend ontvangen. Daarna kunnen ze eindelijk naar huis.
Schokkend nieuws
Helaas wacht daar voor velen schokkend nieuws. Hun mannen, zoons of vaders hebben de oorlog niet overleefd. Ze zijn omgekomen bij een van de vele vergeldingsacties in de laatste oorlogsmaanden, of zijn van uitputting gestorven in een werkkamp
Meer weten over de vrouwen? Klik hier.