Johanna Jordens-de Marees van Swinderen (1892-1947) uit Twello, nr 78

Als de vrouwen op mars moeten, zijn ze eerst optimistisch, schrijft Johanna Jordens-de Marees van Swinderen in haar verslag. Ze mogen het kamp uit, maar al snel is er verslagenheid en paniek onder de vrouwen. ‘Waarheen werden zij gesleept? Wat was de bedoeling van de tocht?’

Voor ze weggaan, worden ze keer op keer geteld. Sommigen proberen te vluchten of verbergen zich in de werkbarakken. Dan gaan ze de lentenacht in. Ze horen de vliegtuigen van de geallieerden overvliegen. Ze komen maar langzaam vooruit. Sommige vrouwen hebben maanden cel-arrest achter de rug en zijn zwak. En bewakers zijn het onderling niet eens over de route.

In Assen lopen ze langs het rangeerterrein. ‘Een rilling gaat door de stoet. “Transport, transport!”.’ Gelukkig gaan ze door. ‘De hemel is stralend blauw en zonder wolken. (…) Telkens zwermen in de lucht de zilver glinsterende toestellen. Zodra hun geronk vernomen wordt, komt het gebrul: “Dekking zoeken!”. De vrouwen springen van de wagens, de soldaten zetten hun fietsen aan de kant en allen bergen zich.’ Ze schuilen in de wal van een sloot of tegen een gevel van een huis.

Bij Grijpskerk zijn velen uitgeput. ‘… er zijn vrouwen die huilbuien en zenuwaanvallen krijgen. (…) Maar wie ’s morgens naar beneden gaat, in het licht van de lente, geniet van hoge luchten en wijde uitzichten over welige weiden met jongvee.’

Als de vrouwen worden vrijgelaten, schrijft Johanna: ‘En zij juichen en vormen een kring om de Kommandant heen, en joelen en dansen. En ze lachen en de tranen springen in hun ogen.’

Voor Johanna loopt het goed af, maar haar man ziet ze nooit meer. Hij werkt voor het illegale verzetsblad De Ploeg en is o Goede Vrijdag, op 29 maart 1945, gefusilleerd.

Social Share Buttons and Icons powered by Ultimatelysocial