Nel Crouwel (1902-1997) uit Groningen, nr 114
Nel Crouwel helpt in de oorlog Joden, zet zich in voor studenten, is koerierster en doet stencilwerk.
Ze wordt gearresteerd en komt terecht in het Huis van Bewaring in Groningen. Zo nu en dan wordt ze opgehaald voor een hardhandig verhoor in het Scholtenhuis, het hoofdkwartier van de Sicherheitspolizei.
Begin april 1945 wordt ze met vijftien andere vrouwen in autobussen met dicht geschilderde ramen naar Kamp Westerbork vervoerd. ,,(…) daar werden ons de haren afgeknipt, al onze kleding uitgetrokken en kregen we een overall met witte armband en rood nummer op de rug om aan te trekken, benevens een paar klompen (…)’’
Na haar maandenlange verblijf in het Huis van Bewaring, vindt ze het in Westerbork zo gek nog niet. ,,(…) het was een weelde om in de buitenlucht te zijn, na 6 maanden cellulair. Het zg. “luchten” werd in het Huis van Bewaring soms weken “vergeten”.’’
Dan moet ze met andere vrouwen op transport. Lopend. Onderweg worden boeren gedwongen met hun paard en wagen mee te gaan. Zij moeten de zwakke en oudere vrouwen vervoeren. Nel heeft met ze te doen. ,,Dit was voor deze mensen dubbel erg, daar zij vrouw en kinderen in oorlogsgebied alleen moesten achter laten.’’
Richting Grijpskerk is het afzien. ,,(…) we waren zover dat van de 5 die op een rij liepen, de drie middelste slapend liepen terwijl de twee buitensten hen steunden. Na verloop van tijd ruilde men. Af en toe viel er een uit en die werd dan op een van de wagens gelegd soms gingen we in groepjes plat op de weg zitten; het ging eenvoudig niet meer.’’
Als de Grijpskerkers ze na hun bevrijding opvangen is ze dankbaar. ,,Ontroerend was het, hoe heel de bevolking ons kwam verwennen. In minder dan geen tijd was de bijkeuken van onze gastheer een groot restaurant. Eigen gebakken brood, eieren, vlees, pannenkoeken, boter, te veel om op te noemen.’’ (…)
,,We zullen de hartelijke en gastvrije bevolking van Grijpskerk nooit vergeten.’’