Riek Sennema (1907-2003) uit Zuidhorn, nummer 111
Riek groeit op in een gereformeerd gezin in Zuidhorn. Haar vader heeft een slagerij en zit van 1927 tot 1941 voor de ARP in de gemeenteraad. Riek is het tweede kind in zijn tweede huwelijk. Als kind krijgt ze tbc en haar gezondheid blijft broos. Een reden waarom ze thuis blijft, later geen opleiding volgt of buitenshuis aan het werk gaat.
Dat Nederland door Hitler wordt bezet, vindt het christelijke gezin Sennema afschuwelijk. Riek heeft vooral een grote afkeer van NSB’ers die Duitsers helpen.
Ze zet zich in als koerierster van het illegale blad Trouw. Ook smokkelt ze wapens. Als ze wordt aangehouden, weet ze zich er vaak ‘uit te praten’ tot ze in november 1944 wordt gearresteerd. Ze wordt naar bet Scholtenhuis in Groningen gebracht, het hoofdkwartier van de Duitse Sicherheitsdienst, en hardhandig verhoord.
In 1945 gaat ze naar Kamp Westerbork waar dan de meeste Joodse mensen al zijn weggevoerd. Ze krijgt een overall aan en moet batterijen uit elkaar halen. Bij het niet halen van de vereiste 20 kilo per dag krijgt ze geen eten.
Ook zij moet op mars. Bij boerderij ’t Hooihuis in Groningen vraagt ze een knecht of hij een briefje naar haar vader in Zuidhorn wil brengen. Als hij het doet, krijgt hij een pakje tabak. Dat lukt. Haar vader verkleedt zich als arbeider die in ’t Hooihuis komt werken. Ze spreken even met elkaar totdat Riek door een bewaker wordt weggestuurd.
De volgende dag loopt ze met de andere vrouwen naar Grijpskerk waar ze wordt vrijgelaten. Ze leent een fiets en gaat direct terug naar huis.
De verzetsdaden van Riek blijven lang onbesproken, maar in 1985 krijgt ze het Verzetsherdenkingskruis. In 2023 wordt in haar woonplaats een brug over het Van Starkenborghkanaal naar haar genoemd: de Riek Sennemabrug. De brug waar ze met alle vrouwen van de Vrouwenmars overheen liep.