’t Hooihuis
Tegen 5 uur in de ochtend, op zaterdag 12 april 1945, komen de vrouwen bij ’t Hooihuis aan de Friesestraatweg in Groningen aan. Ze hebben die nacht veertien uur aan een stuk door gelopen, meer dan 30 kilometer. Ze zijn uitgeput.
Een van de vrouwen is Cornelia van der Woerd (1891-1979) uit Barneveld. Ze schijft in haar dagboek: ’De Duitschers stonden bij de hooischuur met een licht toe te kijken, of we allen naar binnen gingen. We hadden allen slaap, ook de Duitschers, die altijd naast de motor liepen, zij waren ook ontzettend moe. Bij het licht van een paar stallantaarns zochten wij een plekje, boven in het hooi. De Duitschers sliepen onderin en bij de koeien (…).’
De volgende dag weet gevangene Riek Sennema een knecht zover te krijgen dat hij, in ruil voor een pakje tabak, een briefje naar haar ouders in Zuidhorn brengt, zo’n 8 km verderop. Dat lukt. Haar vader verkleedt zich als arbeider die in ’t Hooihuis komt werken en beiden spreken even met elkaar.
De vrouwen drentelen die dag rond de boerderij. Een paar proberen te vluchten, maar worden gesnapt. De hele groep moet dan buiten op het grasveld zitten. Het wachten is op een Duitse commandant die van zijn bazen wil weten wat hij met de vrouwen moet. Bij terugkomst heeft hij slecht nieuws. Hij mag alleen zieke en zwakke vrouwen vrijlaten, maximaal twaalf personen. Deze vrouwen worden op een kar naar Aduard gebracht waar ze terecht komen bij het gezin van dominee Lindeboom.
De andere vrouwen slepen zich weer verder of zitten op de karren tussen de bagage. De Friesestraatweg over, richting Zuidhorn en dan? Ze weten het niet.
’t Hooihuis is een van de oudste schuren in Groningen en sinds 2006 een gemeentelijk monument. Het voorhuis is in 1940 herbouwd. Om de boerderij liep vroeger een gracht.
‘t Hooihuis wordt antikraak bewoond.